Net ten noorden van het centrum van Brussel, voorbij waar ooit de middeleeuwse stadswal stond, lag een eeuw lang de volkse Noordwijk. Van oorsprong was het een arbeiderswijk die profiteerde van de goede bereikbaarheid per spoor en het Brussel-Charleroikanaal. De braderiefeesten op de Antwerpsesteenweg, de ‘slagader’ van de wijk, waren wereldberoemd in Brussel. Gastarbeiders werden er later met open armen ontvangen. De eerste in de Noordwijk geboren generatie kreeg inhaallessen en een aantal maatschappelijk werkers traden zelfs buiten de lokale Sint-Rochuskerk om de nieuwe moslimbevolking niet af te schrikken. Tijdens de kermis gingen groepen feestvierders de hele Antwerpsesteenweg en haar veertig café’s af – om vervolgens op de terugweg hetzelfde te doen.

Toch was de wijk een doorn in het oog van de rest van de stad. Het in 1953 nieuw gebouwde station Brussel-Noord kwam uit op de verkrotte volksbuurt, midden in een stad waarvan de wegen langzaam dichtslibden. Eind jaren ’60 betekenden de bewoners, migranten zonder stemrecht en bejaarden die geen geld in de gemeentekas lagen, weinig voor de bestuurders van de drie Brusselse gemeenten die het in de wijk voor het zeggen hadden. Ten slotte lag de wijk op de rand van die drie gemeenten, ver van de stadhuizen en de middenstand.

Onverbiddelijk
“Mijn beste medeburgers. België gaat in een andere dimensie terechtkomen. En de bewoners van dit land zullen ruimer leven en denken. Althans, indien zij daartoe bereid zijn.”
— Paul Vanden Boeynants, premier van België in 1966-1968 en 1978-1979
Met deze zinnen sprak premier Paul Vanden Boeynants België toe toen hij op 17 februari 1967 het Manhattanplan aankondigde, een ingrijpende verandering van de Noordwijk. De handtekening van de koning stond al onder het ‘bijzondere plan van aanleg’. Na de sloop van welgeteld 536.900 vierkante meter aan volksbuurt moesten er 70 torens van tussen 18 en 162 meter hoog gebouwd worden. Al die torens moesten langs twee enorme snelwegen komen te liggen. De wijk moest het kruispunt worden van twee internationale snelwegen; Londen-Istanbul en Lissabon-Stockholm. Iedereen die in de wijk ging wonen of werken zou over voetpaden dertien meter boven de grond lopen, los van de snelwegen. De stad van de toekomst.
Rond 1970 is vijftig hectare aan woningen verwaarloosd en gesloopt. Veertig woonblokken met daarin 12.000 inwoners zijn met de grond gelijk gemaakt. “Bewoners werden een nieuwe sociale huurwoning beloofd, maar die zijn pas vijf jaar later opgeleverd. Dat is geen vervanging, dat is uitzetting”, vertelt Joris Sleebus in een koffietentje aan het Simon Bolivarplein in Brussel. Het enorme station Brussel-Noord, het drukste station van België torent boven ons uit. Tegenover het station staan de drie WTC-torens. Sleebus is veertig jaar lang stadsgids geweest in Brussel en de Noordwijk. Hij is nu met pensioen, maar verdiept zich nog altijd in de geschiedenis van de wijk

Het Amsterdamse blad Wonen-TA-BK schreef in 1975, het jaar dat Sleebus met zijn werk als gids begon, over de onteigeningen in de Noordwijk. “De wijkbewoners werden stelselmatig en onverbiddelijk op straat gezet. Wie dorst te dralen kon de meest onwaarschijnlijke dingen verwachten.” En dan:

Via de kelder
Het Manhattanplan is nooit helemaal voltooid. De gesloopte terreinen hebben jarenlang braak gelegen, in een periode waar elke potentiële huurder van kantoorruimte gemakkelijk aan ruimte in een andere gemeente kwam. De enorme beoogde snelwegen zijn altijd een droom gebleven, en maar een deel van de torens zijn ook echt gerealiseerd. Het Brusselse Manhattan dat wél gebouwd is trekt zich niets aan van de buitenwereld. De boulevard naar Istanbul en Lissabon is gewoon aangelegd terwijl de rest van die snelweg ontbreekt, en de ingangen van het World Trade Center vind je inderdaad 13 meter boven de grond. Joris Sleebus wijst naar de bruine betonnen plint van WTC-II. “Wat nu als entree gebruikt wordt, is feitelijk de kelder”.

Golden Sixties
Volgens Sleebus kon dit zich alleen maar voltrekken in de golden sixties: de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog is voltooid, er worden sociale stelsels van jewelste opgetuigd en Europa groeit weer. “De generatie die toen aan de macht was had een oorlog, fascisme en crisis meegemaakt. Zij hadden niets van waarde om op terug te kijken: er was alleen maar toekomst. Er moest afgerekend worden met het verleden en alles wat ze representeerde. Ook tot ver buiten België werd het erfgoed van de 19e eeuw met de grond gelijk gemaakt. Wat oud en historisch was verdiende geen waardering. Ik ben van de generatie daarna – en vind dat walgelijk. Als ik cliënten uit die generatie langs een klassiek stukje Brussel gidste kreeg ik hoongelach terug. ‘Ach jongen, verveel ons niet met die oude troep.’”

(Sociale) vernietiging
“Wat er hier in de Noordwijk gebeurt is, is een sociaal drama tot-en-met”, volgens Sleebus. “Nu nog word ik aangesproken door ouderen die toen weggestuurd zijn. ‘Weet u nog?’”
Van de ooit zo sociale Noordwijk is niets meer over, zegt ook socioloog en emeritus hoogleraar aan de KU Leuven Albert Martens. Hij houdt zich al sinds zijn studententijd, toen hij er woonde, bezig met de strijd van de burgers tegen de slopende overheid. “Maar een 17 procent van de toenmalige inwoners heeft nieuwe woonruimte in de wijk gekregen. Dat is verre van genoeg. Als de sociale constructie van een wijk eenmaal vernietigd is, krijg je dat niet zomaar weer terug.”
Sleebus: “Wie nu in deze vervangwoningen leeft, is laag opgeleid, migrant. Ze zijn niet verbonden met elkaar. De Antwerpsesteenweg was de slagader van de wijk. Die slagader is halverwege afgeknipt. Wat er overblijft van de straat zijn etalages met gordijnen en woonkamers erachter. De plekken waar mensen elkaar ontmoeten – in de rij bij de bakker, aan de poort van de school – zijn verdwenen.” Martens vergelijkt een sociale wijk met het menselijk lichaam. “De dynamische constructie van het lichaam gebeurt uiteindelijk vanuit de cellen die je hebt. Als je die cellen verwaarloost, komt die constructie nooit tot stand in je stad, of wijk.”